Kun je leven met een God die je niet begrijpt? Hem vertrouwen ook als het niet goed komt? Voor Egbert Douma (1954) is het antwoord op die vraag ja. Dat is een levenslang leerproces geweest.
Zo’n interview als dit vindt hij eigenlijk maar niks, want praten over geloof en gevoel gaat hem van nature niet gemakkelijk af. ‘Johan Remkes zei eens dat Groningers ‘woordkarig’ zijn. Dat herken ik wel. Bij ons thuis werd vroeger ook niet gepraat over gevoel en geloof. Het was er wel, alleen heeft het Groningse dialect weinig woorden voor gevoelsmatige zaken. Maar mijn ouders hadden een diep respect voor God, wij allemaal trouwens. En dat wisten we van elkaar.’
Vrije tijd had je niet
Egbert groeide op de boerderij op, op het platteland in Noordwest-Groningen, als derde van zeven kinderen. De jongens sliepen met z’n vieren op een slaapkamer, twee aan twee in een twijfelaar. Aan de muur hingen posters van tractors en landbouwvoertuigen. Hij moet lachen bij de herinnering. ‘De tijd is nu heel anders, maar toen vond je dat heel normaal. En ook dat we altijd bezig waren. Als je uit school kwam, trok je een overall aan en ging je meewerken. Vrije tijd had je niet en er kwamen geen kinderen spelen omdat we wat verder weg woonden. Een zeker standsverschil speelde daarbij ook mee, mijn vader was ‘maar’ boer.’ Als boer ben je afhankelijk van de seizoenen en van oogsten. Dat leven in afhankelijkheid is iets wat in Egberts latere leven een grote rol heeft gespeeld. Maar in de jaren zestig en zeventig was hij een gewone gereformeerde jongen, die tijdens militaire dienst op zondag een preek las, terwijl de rest van zijn eenheid het op een zuipen zette. Voordat hij in dienst ging, deed hij belijdenis van zijn geloof. Dat was een bewuste keuze.
God voor je karretje spannen
Zijn vrouw Ineke herinnert zich nog dat er op de lagere school een nieuwe jongen in de klas kwam die haar deed denken aan Douwe Egberts koffie, maar Egbert zelf weet niets meer van die eerste ontmoeting. Hij zag het meisje dat zijn vrouw zou worden voor het eerst op een evangelisatiecursus. Ze trouwden en kregen zes kinderen. Egbert was actief in de wegenbouw en werd uiteindelijk zelfstandig aannemer. ‘Een prachtige tijd was dat, het werken aan kleinschalige wegenbouwprojecten had echt mijn hart. Maar door een grote schadepost waar we niet voor verzekerd bleken te zijn, kwam het bedrijf in zwaar weer terecht. Dat heeft mentaal heel veel met me gedaan. Het was ook een kantelmoment in mijn geloofsleven, de worsteling met de vraag of ik mocht bidden om een goede uitkomst, om succes. Dan zou ik God immers voor mijn karretje spannen en als gereformeerde kon je bijna niets ergers bedenken dan dat. Toen ik dat eens met een andere christenondernemer deelde, vroeg hij waarom dan niet en of ik het soms zelf wilde doen. Nou, eerlijk gezegd wel ja, ik was met alle instanties in gevecht om maar geen faillissement te hoeven aanvragen. Hij zei: “Als je God voor je karretje spant, betekent dit dat je het stuur overgeeft.” Zo had ik het nog nooit bekeken, het was voor mij een eye opener. Ik mocht loslaten, als in Psalm 5: ‘In de morgen leg ik mijn gebed voor U neer, en zie naar U uit’. Heel bevrijdend.’
Het stuur overgeven
Het stuur overgeven, in afhankelijkheid leven. Het is een thema dat ook later in zijn leven terug is gekomen. Midden in de economische recessie werd Ineke ziek. Ze bleek de ziekte van Kahler te hebben en kreeg de ene longontsteking na de andere. Twee jaar lang lag ze óf in het ziekenhuis óf op een bed in de woonkamer. ‘Dat was topsport. De kinderen waren bang dat Ineke dood zou gaan, zoals ze daar naar adem lag te happen. En zij niet alleen, hoewel ik daar als introvert persoon niet makkelijk over praatte. Maar ik moest door want er moest brood op de plank komen. En dan zie je hoe God zorgt. De kinderen zijn nooit iets tekortgekomen. En toen we door al onze reserves heen waren, stond er ineens een groot bedrag op onze rekening. Het bleek een belastingteruggave van vijf jaar eerder te zijn. Wonderbaarlijk!’
God vertrouwen
‘Het is makkelijk om te zeggen dat God goed is, als alles op rolletjes loopt. Dat ik op God vertrouw rolde me vroeger heel makkelijk uit de mond, tot ik me realiseerde dat ik dat deed omdat ik ervan uitging dat het allemaal wel goed zou komen. Maar kan ik het óók als het leven niet goed loopt? Kan ik dan ook zeggen dat het goed is omdat God erbij is? Moet er niet ook iets gedáán worden, denk ik dan als analytisch ingesteld persoon. Bij het nadenken daarover heb ik veel gehad aan Psalm 10. Daar staat: ‘Hij ziet de pijn en het verdriet en weegt het in zijn hand’. Hij is er dus niet alleen bij, maar Hij doet er ook iets mee. Hij weegt het in zijn hand, laat je er niet aan onderdoor gaan. Ik kan Hem vertrouwen in de weg die Hij met mij gaat. Opnieuw een bevrijdende tekst.’
Loslaten of niet toelaten?
Zo leven ze nu met de ziekte van Ineke. Egbert: ‘Er hangt geen zwaard boven ons hoofd, tenminste: zo voelt het niet. Toen ik zelf darmkanker kreeg, dacht ik wel even van: hoe redt zij zich als ik minder kan of er niet meer ben? Maar gelukkig is dat goed gekomen. Is dat loslaten of misschien: niet toelaten? Feit is dat je niet kunt leven met de angst dat het morgen misschien… We kijken dus niet zover vooruit en leven bij de dag. Een ouderling zei eens: “Blijf maar dicht bij de Here leven.” Heel ‘woordkarig’, maar dat is precies hoe wij leven. God is een God die voorziet, dat hebben wij een en andermaal ervaren. De les die ik geleerd heb is te leven met een God die ik niet begrijp, maar die ik wel vertrouw. Gelukkig is Hij groter en genadiger dan ik kan bedenken. Hoe het ook zal gaan.’
JLH/juni 2024