‘Geloof ik in God omdat ik zo ben opgevoed?’

Hoe weet je nu of je geloof echt is of aangeleerd? Ruben Kroes vindt dat soms best lastig te bepalen. Niettemin heeft hij zich aangesloten bij de Koningshof.

Ruben komt, sinds hij vorig jaar in Apeldoorn ging wonen, met regelmaat in de Koningshof. Hij kende er welgeteld twee mensen, dus naar de kerk gaan was wel een drempel. Maar nog geen jaar later is hij onderdeel van een leuke vriendengroep en is zijn appartement de plek van veel gezelligheid – wel zelf een stoel meenemen.

Tot tien tellen

Ruben is opgegroeid in Zwolle. Hij was naar eigen zeggen een groot, druk kind, dat graag buiten speelde. ‘Een echte stoomlocomotief, niet snel maar wel lomp. Als we met stokken gingen zwaaien werd het de buurjongetjes gauw te veel. Beetje vechten en zo, een tikje werd snel een tik. Van mijn ouders moest ik daarom altijd tot tien tellen. Maar het was een fijne jeugd, vooral toen we naar Berkum verhuisden en meer ruimte om het huis kregen. Ik wist al heel jong dat ik in het leger wilde. Dus toen ik na de VeVa solliciteerde bij Defensie was dat niet om klusjesman te worden, ik ging voor het echte werk.’ Hij kwam terecht bij de pantsergenie en is nu instructeur op de Prinses Margrietkazerne in Wezep. Vooral lesgeven in explosieven vindt hij leuk. Grinnikend: ‘Toen mijn moeder laatst tussen ’t Harde en Wezep reed, hoorde ze een keiharde knal. Dat waren wij inderdaad.’

Kerk de Koningshof, Groen, Natuur

Opgroeien zonder vader

Hij heeft veel respect voor zijn moeder, die hem en zijn jongere zus alleen heeft opgevoed na het overlijden van hun vader. Ruben was toen tien. Hij herinnert zich nog de dingen die ze samendeden. ‘Stoeien, dat vond ik heel leuk, en snert eten, samen wilgen knotten.’ Ook het jaar dat zijn vader ziek was herinnert hij zich nog goed. ‘Maar hoe ik me als tienjarige voelde na zijn overlijden vind ik moeilijk te omschrijven. Het was wel life-changing. Met mijn vrienden maakte ik nog steeds lol, maar dat hele jeugdige, dat onbezonnene was eraf. Je beseft ineens dat dingen niet altijd zomaar goed gaan. Op een bepaalde manier went het om op te groeien zonder vader, maar laatst besefte ik ineens dat ik al langer zonder hem leef dan met hem, dat was ergens in 2020. Ook weer zoiets… Mijn moeder heeft het goed gedaan hoor, ze stond er altijd. We huilden wel af en toe met elkaar, maar ze bleef onze moeder. Ik was als de dood dat zij ook zou gaan, dat weet ik wel. Een soort van verlatingsangst krijg je. Dat is nu weg hoor, hoewel ik het misschien nog steeds zou hebben als ik dat gevoel zou opzoeken.’

Wat is waar?

Toen hij naar de kazerne in Wezep werd overgeplaatst ging hij op zoek naar eigen woonruimte. Ergens helemaal opnieuw beginnen is een uitdaging, vindt hij. ‘In het begin voelde ik me wel alleen. Het scheelde dat ik snel werd uitgenodigd om wekelijks te gaan padellen met een groepje mannen van De Koningshof en dat ik van een van hen een tip over het 18+-kamp kreeg. Daar heb ik mijn vriendin Joanne ontmoet en heb ik een heel leuke vriendengroep aan overgehouden. We doen van alles samen, van praten over het geloof tot samen op vakantie gaan.’ Hij denkt na over belijdenis doen, maar dat is best een stap voor iemand die het geloof het liefst wil beredeneren. ‘Laatst zei iemand, die ik hoog heb zitten, dat hij gelooft dat na je sterven je energie teruggaat naar de aarde en dat je in je leven gewoon goed moet doen. Daar zit ook best iets in, denk ik dan. Hoe weet ik nu dat ik niet alleen maar in God geloof omdat ik zo ben opgevoed?’

Ergens bij horen

Toch is hij lid van de kerk geworden. En van belijdeniscatechisatie zal het misschien ook nog wel eens komen. Als vriendengroep proberen ze elkaar vast te houden en verder te helpen. ‘Joanne zegt altijd dat ik Lieuwe gewoon een app moet sturen, maar ik ben van nature introvert dus dat doe ik niet zo snel. Daarvoor moet ik eerst een soort van vertrouwensband hebben.’ Toen met Pasen tijdens de avondmaalsviering kinderen en jongeren uitgenodigd werden om gezegend te worden zat Ruben ook in de kerk met z’n vrienden. ‘Ik twijfelde, maar dacht ineens: ik ga het doen. We keken elkaar aan en we gingen. Met het zweet op m’n rug maar toch. Dat was wel cool.’